WODC: de effectiviteit van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke milieuhandhaving

De vraag die in dit onderzoek centraal stond is: wat is in welke situatie de meest effectieve inzet van bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke middelen bij de handhaving van het milieurecht door het openbaar bestuur en het Openbaar Ministerie? Deze vraag impliceert dat de relatieve effectiviteit van de inzet van verschillende handhavingsmiddelen afhangt van de omstandigheden van het geval waarin handhavend wordt opgetreden. De opdracht voor dit onderzoek werd verstrekt medio 2005. Begin 2004 had het Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving, na uitvoerige beraadslagingen, een landelijke sanctiestrategie milieu­handhaving vastgesteld. Deze handhavingsstrategie bevatte afspraken over de verhouding tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. Al gauw ontstond binnen het OM onvrede over de implementatie van de strategie: de strafrechtelijke handhaving zou niet voldoende aan bod komen. Het onderhavige onderzoek had ondermeer tot doel de relatieve waarde van het strafrecht en het bestuursrecht in de praktijk van milieuhandhaving in beeld te brengen.

Om de vraag naar de effectiviteit van handhaving te kunnen beantwoorden is het nodig vast te stellen wat in dit verband onder effectiviteit moet worden verstaan. In het onderzoek is aantal mogelijke maatstaven voor de effectiviteit van milieuhandhaving gepresenteerd. Dit mondt uit in een zgn. doelboom.

Het onderzoek is uitgemond in een stroomschema. Op grond van dat stroomschema, dat in de praktijk navolging heeft gekregen, kan op basis van kenmerken van het delict en de overtreder bepaald worden op welke wijze idealiter gehandhaafd zou moeten worden.

Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Onderzoek en beleid van het WODC.
N. Struiksma, J. de Ridder en H.B. Winter
De effectiviteit van bestuurlijke en strafrechtelijke milieuhandhaving
Boom Juridische Uitgevers
ISBN 978 90 5454 925 3

Zoeken