Hoe konden 1.300 vaten afval worden opgeslagen terwijl er 10 vergund waren?

Voor de gemeente Doetinchem hebben we onderzoek gedaan naar een concrete handhavingszaak. In het onderzoek stond de vraag centraal hoe het kon gebeuren dat er 1.300 ton blusschuim is opgeslagen op een terrein van een inmiddels failliet bedrijf dat tien jaar eerder een vergunning verkreeg voor de opslag van ten hoogste 10 ton blusschuim. Het antwoord op deze vraag valt in twee hoofdpunten uiteen. In de eerste plaats was er sprake van een vergaande miskenning van de risico’s verbonden aan afvalverwerking in het algemeen en van de verwerking van brandblussers en blusschuim in het bijzonder. In samenhang daarmee ontbrak het aan de bestuurlijke wil en het ambtelijk vermogen om adequaat te handhaven.

Miskenning van risico’s

Milieurisico’s bij afvalverwerking

Bedrijfsmatige afvalverwerking gaat gepaard met bijzondere milieurisico’s die uitvoerig zijn beschreven. Uit niets blijkt dat deze lessen uit het verleden in de onderhavige casus ter harte zijn genomen en dat bij de voorbereiding van vergunningverlening en handhaving deze risico’s zijn meegewogen.

Milieurisico’s van Rutgers Milieu

Vele malen stelden controleurs van gemeente, provincie en ODA vast dat het bedrijf niet in compliance was. Deze niet-naleving had zowel bij vergunningverlening als bij toezicht en handhaving opgevat moeten worden als een risicosignaal. Dat is niet of nauwelijks gebeurd.

Milieurisico’s van PFOS
Van PFOS was sinds de eeuwwisseling bekend dat het een bedreiging vormt voor milieu en gezondheid. Ook was bekend dat PFOS op grote schaal in brandblusschuim werd toegepast. In 2006 werd de productie van PFOS-houdend blusschuim in de EU verboden en vanaf 2011 was het gebruik ervan niet meer toegestaan. Het bevoegd gezag had op de hoogte kunnen (en moeten) zijn van de risico’s die brandblusschuim voor het milieu met zich meebrengt.

Waarom is er niet gehandhaafd?

Positieve vooringenomenheid bij bevoegd gezag ten gunste van bedrijfsmatige initiatieven

Zowel het gemeentebestuur als het provinciaal bestuur hebben in de cruciale periode tussen mei 2011 en mei 2012 de bevordering van economische activiteit zwaarder laten wegen dan het beheersen van de milieurisico’s van afvalwerking en dan de plicht om te handhaven.

Gebrek aan robuustheid bij uitvoeringsorganisaties

Een gebrek aan kennis en kunde bij vergunningverlening leidde onder meer tot een onjuiste interpretatie (geformuleerd in een email) van de vergunde opslagcapaciteit voor blusschuim. Volgens die interpretatie was de opslagcapaciteit in feite ongelimiteerd. Een gebrek aan kennis en kunde bij handhaving leidde ertoe dat deze onjuiste interpretatie jarenlang als uitgangspunt van toezicht en handhaving werd gebruikt. Een gebrek aan interne controle en kwaliteitsborging leidde ertoe dat deze onjuiste interpretatie überhaupt kon ontstaan en een eigen leven ging leiden. Een kwantitatief gebrek in de bezetting leidde ertoe dat het bedrijf jarenlang nauwelijks werd gecontroleerd.

Discontinuïteit in toezicht en handhaving

De wisselingen in bevoegd gezag en in organisatie van de uitvoering in de cruciale periode tussen 2010 en 2014 waren niet bevorderlijk voor de continuïteit en eenduidigheid in toezicht en handhaving.

Klik hier om het onderzoeksrapport te downloaden.

Zoeken