Ernstige verkeersdelicten doen zich in uiteenlopende vormen voor. Een voorzichtige autobestuurder kan in een kort moment van onoplettendheid ongewild een dodelijk ongeval veroorzaken. Een roekeloze bestuurder die veel te hard rijdt, gevaarlijk inhaalt, door rood licht rijdt of appt achter het stuur kan ‘het geluk’ hebben dat door toeval of door oplettendheid van andere weggebruikers geen slachtoffers vallen.
Tot 2020 was de maximale gevangenisstraf voor zeer gevaarlijk rijgedrag slechts twee maanden. Dit was aanzienlijk lager dan de maximale gevangenisstraf voor het verwijtbaar veroorzaken van een ongeluk. Dat betekende dat de automobilist die een ongeluk veroorzaakte aanzienlijk zwaarder kon worden gestraft dan een bestuurder die volstrekt onverantwoordelijk rijgedrag vertoonde, maar er geen slachtoffers vielen.
De Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten creëert een nieuwe strafbepaling voor zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoogt het strafmaximum van enkele ernstige verkeersdelicten, zoals rijden onder invloed of doorrijden na een ongeval. De bedoeling van deze wet is dat strafrechters passendere straffen opleggen die recht doen aan de ernst van de gedraging en de impact op slachtoffers. Pro Facto onderzoekt of deze wet inderdaad werkt zoals bedoeld: leggen strafrechters inderdaad hogere straffen op voor ernstige verkeersdelicten?
We voeren dit onderzoek uit in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Dat doen ze in samenwerking met prof.dr.mr. Hein Wolswijk (vakgroep Strafrecht en Criminologie, RUG).