Gegevensbescherming

WODC: evaluatie projecten Financieel Expertise Centrum

Het Financieel Expertise Centrum (FEC) is een samenwerkingsverband van toezichthouders, opsporingsinstanties en andere autoriteiten in de financiële sector. Door kennis en inzichten te delen, zowel intern als extern, werkt het FEC aan een sterke, integere financiële sector. De gezamenlijke aanpak en verbeterde informatiepositie maken het mogelijk om financieel-economische criminaliteit en niet-integer gedrag effectiever aan te pakken en te voorkomen.

Het FEC voert zijn werk voor een belangrijk deel uit via projecten, waarbij geschikte partijen en soms ook private partijen (banken) de handen ineen slaan voor een succesvolle aanpak. Pro Facto evalueert in opdracht van het WODC acht van deze projecten. De rode lijnen uit deze evaluaties helpen ons lessen te trekken voor de toekomstige organisatie van projecten.

Rekenkamer Midden-Groningen: integriteit

Integriteit is een belangrijke pijler van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Reden voor de rekenkamer van Midden-Groningen om onderzoek te laten doen hoe de gemeente de integriteit van ambtenaren, politieke ambtsdragers en leden van de rekenkamer op papier geborgd heeft.

In ons onderzoek is gebleken dat integriteit op papier prima is geregeld. Er zijn diverse documenten waarin de regels en uitgangspunten op papier zijn gezet. Aan de wettelijke verplichtingen voor het beleid, zoals het voeren van een integriteitsbeleid voor de ambtelijke organisatie en het opstellen van gedragscodes voor de raad en het college, wordt daarmee voldaan. Over het algemeen zijn er geen grote knelpunten als het gaat over wat op papier is vastgelegd.

Ons onderzoek ging er niet over of in de praktijk ook integer wordt gehandeld, dus daar kunnen we niets over zeggen. Wat ons wel opviel is dat er zowel bij de raad als bij het college geen gemeenschappelijke beelden zijn van wat integer is en wat niet meer integer is. Waar het ene collegelid bijvoorbeeld vindt dat elke schijn van belangverstrengeling moet worden voorkomen (ook als de belangenverstrengeling er niet is), vindt de ander dat schijn maar betrekkelijk is en dat het gaat om het handelen. In de raad is integriteit in zekere mate een gevoelig onderwerp. Raadsleden vinden het lastig om elkaar aan te spreken op integriteit omdat de ontvanger van de boodschap over het algemeen snel het idee heeft dat er sprake is van een beschuldiging. Er is in de raad geen gedeelde norm over wat wel en niet integer handelen is. De opvattingen hierover lopen uiteen net als de opvattingen over hoe in specifieke situaties moet worden gehandeld. We bevelen daarom zowel voor de raad als voor het college aan om het vaker over integriteit te hebben en dan ook tot gemeenschappelijke normen te komen.

Klik hier om het rapport te downloaden. 

Evaluatie van het tuchtrecht in de Wet BIG

Het medisch tuchtrecht heeft als doel om de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg op peil te houden. Het tuchtrecht heeft twee functies. Ten eerste het bevorderen van het lerend vermogen van de sector. Ten tweede het corrigeren van disfunctionerende beroepsbeoefenaren en hen zo nodig uitsluiten van de beroepsuitoefening.

In 2019 heeft een groot aantal wijzigingen in het tuchtrecht plaatsgevonden. De wijzigingen houden onder andere in dat de tuchtrechter de mogelijkheid heeft om de beroepsbeoefenaar een breed beroepsverbod op te leggen; dat de inspectie aan een beroepsbeoefenaar een last tot onthouding van beroepsactiviteiten kan opleggen; dat er voor de klager na indiening van de klacht nog de mogelijkheid is die te wijzigen; dat de tweede tuchtnorm is uitgebreid; dat het tuchtcollege een tucht-klacht gegrond kan verklaren zonder een maatregel op te leggen; en dat er een griffierecht is ingevoerd.

In deze evaluatie onderzoeken we hoe het tuchtrecht functioneert sinds de wetswijziging in 2019. We zijn in november gestart met twee oriënterende groepsbijeenkomsten: één met beroepsgroepen en één met tuchtcolleges en de IGJ. De komende maanden zullen we een groot aantal interviews uitvoeren, waaronder met voorzitters en leden van tuchtcolleges, tuchtklachtfunctionarissen, inspecteurs, het Landelijk Meldpunt Zorg en gesprekken met klagers en beklaagden. Daarnaast onderzoeken we in hoeverre de route van het strafrecht naast het tuchtrecht wordt bewandeld, door een interview met het Openbaar Ministerie. Aanvullend vindt documentstudie plaats, waaronder de bestudering van jaarverslagen.

Het onderzoek zal in het najaar van 2025 worden afgerond.

Rekenkamer De Wolden: inwonerparticipatie

Inwonerparticipatie is niet meer weg te denken bij gemeenten. Voor de kwaliteit van en draagvlak voor beleid en dienstverlening is het van belang dat inwoners en organisaties mee kunnen denken over hoe beleid vorm moet krijgen. Dit heeft gevolgen voor de klassieke rolverdeling in het werken door een overheid, zowel extern (verhouding tot burgers en partijen) als intern (bijvoorbeeld de rol van de raad). Algemeen is er behoefte aan meer helderheid voor alle betrokkenen: wat willen we met inwonerparticipatie, hoe geven we er vorm aan en wanneer passen we die toe?

Inmiddels we steeds meer expertise over dit onderwerp op te bouwen. Na rekenkameronderzoeken in Staphorst, Midden-Drenthe, Meppel en Tiel gaat Pro Facto dit onderwerp nu voor de rekenkamer van de gemeente Wolden onder de loep nemen. We gaan zowel in de breedte in kaart brengen hoe participatie is ingezet, als in de diepte onderzoeken hoe dit wordt ervaren door bestuur en medewerkers van de gemeente, en natuurlijk door de inwoners zelf.

 

WODC: gevolgen van woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet

Artikel 13b Opiumwet – ook wel bekend als de Wet Damocles – geeft burgemeesters de bevoegdheid een maatregel (sluiting, last onder dwangsom of waarschuwing) op te leggen als er in een pand sprake is van drugshandel of aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs.

Het doel van het opleggen van een maatregel is om de ongewenste situatie in de woning te beëindigen. Daarnaast richt de maatregel zich doorgaans op het herstellen van de orde en rust in de directe omgeving en moet het bijdragen aan de bestrijding van drugscriminaliteit. Naast deze beoogde effecten heeft een Damoclesmaatregel vaak ook niet-beoogde, maar wel verstrekkende gevolgen voor bewoners, eventuele gezinsleden, omwonenden en verhuurders. Dit zijn gevolgen waar gemeenten en politie doorgaans weinig zicht op hebben.

In 2023 voerde Pro Facto onderzoek uit naar hoe deze gevolgen onderzocht en in kaart gebracht zouden kunnen worden. Met dit onderzoek geven we daar een vervolg aan. We gaan in verschillende gemeenten casestudy- en buurtonderzoek uitvoeren naar recente woningsluitingen. We gaan na in welke mate de beoogde doelen van de maatregel zijn gerealiseerd en welke neveneffecten zijn opgetreden. Het onderzoek voeren we in opdracht van het WODC uit in samenwerking met mr. dr. Michelle Bruijn en Prof. dr. mr. Michel Vols van de Rijksuniversiteit Groningen. 

Rekenkamer Harlingen: subsidies

De rekenkamer van Harlingen laat door Pro Facto onderzoek doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijke subsidiebeleid. Het doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen in hoeverre subsidies bijdragen aan de realisatie van gemeentelijk beleid. Door het uitvoeren van een onderzoek naar het gemeentelijke subsidiebeleid wil de Rekenkamer de gemeenteraad onder meer inzicht geven in de doeltreffendheid van het huidige beleid en daarmee handvatten bieden voor zijn controlerende en kaderstellende rol.

WODC: onderzoek gebruik en aanpassingen Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) sinds 2020

De Wet Bibob heeft als doel te voorkomen dat het openbaar bestuur (onbewust) criminele activiteiten ondersteunt of mogelijk maakt. De Wet Bibob geeft overheidsinstanties (bestuursorganen) de mogelijkheid een beschikking (zoals een vergunning of subsidie) te weigeren of in te trekken, een overheidsopdracht niet te gunnen of een vastgoedtransactie niet aan te gaan of voort te zetten als er een ernstig gevaar is:

  • dat strafbare feiten zijn gepleegd om de beschikking, opdracht of transactie te krijgen of houden;
  • van gebruik voor strafbare feiten;
  • van gebruik om voordeel uit strafbare feiten te benutten (bijvoorbeeld witwassen).

In 2020 en 2022 zijn in twee fasen (tranches) aanpassingen van de Wet Bibob doorgevoerd, onder meer als gevolg van onderzoeken naar de werking van de wet in 2013 en 2020.

Voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) doen wij onderzoek naar het gebruik en de aanpassingen van de Wet Bibob sinds 2020. Dat doen we samen met Bibob-experts Albertjan Tollenaar (Rijksuniversiteit Groningen) en Benny van der Vorm (Universiteit Utrecht).

Stichting Tuchtrecht Banken: evaluatie tuchtrecht

Sinds 1 april 2015 kent de Wet op het financieel toezicht (Wft) de verplichting voor banken om hun medewerkers te onderwerpen aan tuchtrecht. Inmiddels is er meer dan negen jaar verstreken sinds de invoering van het tuchtrecht. Het bestuur van Stichting Tuchtrecht Banken (STB) heeft daarom de Rijksuniversiteit Groningen en Pro Facto gevraagd het tuchtrecht te evalueren.

Over het tuchtrecht
Het tuchtrecht zou het vertrouwen van consumenten in de bankensector moeten herstellen dat door de financiële crisis was geschaad. De wetgever heeft de inrichting van het tuchtrecht overgelaten aan de sector, die via zelfregulering het consumentenvertrouwen terug zou moeten winnen. Het bankentuchtrecht is dus via het publiekrecht afgedwongen en op private wijze door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) vormgegeven.

Doel en werking van het tuchtrecht
Het is niet eenvoudig de werking van het tuchtrecht vast te stellen. Dat komt in de eerste plaats doordat de wetgever en de NVB geen scherpe doelstelling van het tuchtrecht hebben geformuleerd. Ten tweede is dit lastig omdat er sinds de financiële crisis veel is veranderd op het gebied van wet- en regelgeving voor banken en het toezicht daarop. De visies op het doel van het tuchtrecht lopen daardoor uiteen. De ene visie grijpt terug op de oorzaken van de financiële crisis en stelt dat het tuchtrecht gericht moet zijn op de weging van de belangen van klanten in de besluitvorming. Volgens de tweede visie wordt de meerwaarde van het tuchtrecht bepaald door het weren van mensen uit de sector die hebben laten zien zich niet te kunnen of willen gedragen zoals van een bankmedewerker mag worden verwacht.

Uit het onderzoek blijkt dat de werking van het tuchtrecht op dit moment vooral aansluit bij de tweede visie. Klachten gaan vaak over evidente misdragingen van medewerkers, zoals bijvoorbeeld rekeninggluren, die vaak – al dan niet na het treffen van arbeidsrechtelijke maatregelen – niet meer werkzaam zijn bij de betrokken bank en die doorgaans geen invloedrijke posities binnen de bank vervullen. Het zijn niet de zaken die gaan over risicovolle bankproducten, lastige afwegingen van betrokken belangen en andere dilemma’s die aan de bankencrisis ten grondslag hebben gelegen.

Gelet op de conclusies van het onderzoek menen de onderzoekers dat de huidige inrichting ten minste op een aantal onderdelen bijstelling verdient. Het onderzoek schetst drie scenario’s voor de toekomst van het tuchtrecht. Het is aan de STB, de banken en de Minister van Financiën een keuze te maken tussen deze scenario’s.

Het eerste scenario is het bijschaven van het tuchtrecht als instrument om misdragingen van individuele medewerkers vast te stellen en te sanctioneren en werkgevers in de sector hierover via het tuchtrechtelijke register te informeren. Het tweede scenario vereist een grondige hervorming van het tuchtrecht, dat nadrukkelijker moet gaan over de manier waarop de belangen van klanten worden betrokken in de besluitvorming en over de wijze waarop die belangen worden afgewogen tegen andere belangen. Het derde scenario stelt voor het tuchtrecht af te schaffen omdat het inmiddels is vervangen door nieuwe wet- regelgeving, zoals de ‘fit and proper’ toets van bestuurders en toezichthouders en door interne toezichtsmechanismen bij de banken. In het sterk veranderde bankenlandschap zijn andere instrumenten beter geschikt voor het agenderen en bewaken van normen over beroepsethiek.

Om te lezen en te downloaden: het rapport

 

WODC: bevoegdheden persoonsbewaking en -beveiliging

Personen die met een aanslag worden bedreigd kunnen in Nederland rekenen op bescherming door de overheid. De beveiliging van personen is in Nederland onderdeel van het stelsel Bewaken en Beveiligen (B&B). Het stelsel B&B is een samenwerkingsverband tussen de NCTV, Openbaar Ministerie, Politie Nederland, Koninklijke Marechaussee, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst - AIVD, Militaire Inlichten- en Veiligheidsdienst - MIVD en burgemeesters. Binnen het stelsel B&B opereren de partners op basis van de al bestaande individuele bevoegdheden. 

De adviescommissie Toekomstbestendig Stelsel Bewaken en Beveiligen (Commissie Bos) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid hebben onderzoek gedaan naar het stelsel B&B. Aanleiding daarvoor waren onder meer de aanslagen op de broer en advocaat van de kroongetuige in het Marengo-proces. Uit die onderzoeken is gebleken dat een fundamentele vernieuwing van het stelsel noodzakelijk is. Een van de aanbevelingen is om de wettelijke grondslag voor het verzamelen en delen van informatie te verruimen en hiervoor een specifieke bevoegdheid te creëren.

Ter inspiratie voor de beoogde vernieuwing van het stelsel wil het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzicht verkrijgen in de bevoegdheidsverdeling op dit gebied in andere Europese landen. In opdracht van het WODC voeren Hooghiemstra & Partners en Pro Facto dit onderzoek uit. Stavros Zouridis (Tilburg University) is betrokken als adviseur.

Tintengroep: rol van sociaal werk bij de aanpak van ondermijning

Ondermijning is een complex probleem en vraagt om een brede en integrale aanpak. Verschillende organisaties hebben een rol in die aanpak en werken met elkaar samen, zoals de politie, het OM, het RIEC, de Belastingdienst en gemeenten. Ook organisaties die niet een primaire rol vervullen in het veiligheidsbeleid kunnen een rol spelen, zoals welzijnsorganisaties. Sociaal werkers zitten aan de voorkant bij het verlenen van hulp, ze zijn de experts van het gewone leven. Ze werken met jongeren op straat, komen thuis bij de gezinnen en zien en horen dus veel.

De taak van een sociaal werker is echter primair hulpverlening en ondersteuning van inwoners. Past een rol in de aanpak van ondermijning bij hun beroep en wat is realistisch om van sociaal werkers te verwachten als het gaat om de aanpak van ondermijninghashtag? De Tintengroep, een groep van achttien welzijnsinstanties die sociaal werk leveren in 22 gemeenten in met name de drie Noordelijke provincies, wil daarom weten wat de rol van sociaal werk zou kunnen zijn op het thema ondermijning.

Het onderzoek wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband van Pro Facto met Avelien Haan-Kamminga, Joyce Kerstens en Willem Bantema van de Thorbecke Academie

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken