Gegevensbescherming

ZonMw: evaluatie Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

In 2017 werd de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) voor de derde keer geëvalueerd. Hoofddoel van de WMO is het bieden van voldoende bescherming aan proefpersonen tegen risico’s en bezwaren van deelname aan wetenschappelijk onderzoek zonder de vooruitgang van de medische wetenschap onnodig te belemmeren. Uit het evaluatieonderzoek komt naar voren dat zich bij de algemene werking van de WMO geen grote problemen voordoen.

Met deze conclusie wordt de lijn doorgetrokken die ook in de vorige 2 wetsevaluaties (2004 en 2012) naar voren kwam. Wel worden op basis van het evaluatieonderzoek 32 aanbevelingen gedaan. Daarvan zijn degene die betrekking hebben op de ‘infrastructuur’, in het bijzonder de toerusting en financiering van de medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s) en de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek CCMO, het meest urgent.

Schriftelijke informatie proefpersonen ongeschikt
De schriftelijke informatie die proefpersonen uitgereikt krijgen voordat ze toestemming geven, is ongeschikt om potentiële onderzoeksdeelnemers goed te kunnen informeren. Dit is één van de meest opvallende aanbevelingen. De informatie is vaak veel te lang en het taalniveau te hoog. De onderzoekers bevelen onder andere aan dat de toetsingscommissies er (nog) beter op toezien dat de WMO op dit punt wordt nageleefd.

Onduidelijkheid rond reikwijdte
Een ander probleem is dat de vorige evaluaties van de WMO geen verandering hebben kunnen brengen in de problemen rond de reikwijdte van de WMO: valt bijvoorbeeld het biobankonderzoek (langdurige bewaring van lichaamsmateriaal voor toekomstige onderzoeksprojecten) onder de wet? Op korte termijn is de oplossing voor dit probleem gelegen in het opstellen van richtlijnen door de CCMO. Op de lange termijn mogelijk in de uitbreiding van de reikwijdte van de WMO tot andere vormen van medisch-wetenschappelijk onderzoek.

Toetsingssysteem onder druk
Een knelpunt van geheel andere orde is dat sprake blijkt van een toenemende werkdruk op de toetsingscommissies en hun secretariaten. Dit roept de vraag op of er wel voldoende menskracht en middelen zijn om het toetsingssysteem draaiende te houden. Over het toezicht op de naleving van de WMO wordt geconstateerd dat de 2 toezichthouders op de uitvoering van de wet – de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de CCMO – niet optimaal vorm geven aan hun toezichthoudende taak. Bij het toezicht door de IGJ gaat het met name om het toezicht op de CCMO, bij de CCMO gaat het om het toezicht op de METC’s.

Toekomstbestendigheid
Door het opvolgen van de aanbevelingen kan het functioneren van de WMO nog verder verbeteren. Maar door veranderingen in het medisch-wetenschappelijk onderzoek, zoals een toename van onderzoek met gegevens en lichaamsmateriaal én de ontwikkelingen op het terrein van de EU-regelgeving, is er reden tot zorg over de toekomstbestendigheid van de wet en het huidige toetsingssysteem. In de evaluatie rijst alles bijeengenomen het beeld op van een systeem dat zich steeds moeizamer laat aanpassen aan die ontwikkelingen. De wetgever zou er daarom goed aan doen onderzoek te starten naar de houdbaarheid van het toetsingssysteem op de lange termijn.

Het evaluatieonderzoek
Het evaluatieonderzoek richt zich niet alleen op de algemene werking van de wet, maar ook op een aantal deelthema’s. Die betreffen de reikwijdte van de wet, het informed consent-vereiste, het functioneren van de medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s), de proefpersonenverzekering en het toezicht op de naleving van de wet. De wetsevaluatie is uitgezet en begeleid door ZonMw in opdracht van het ministerie van VWS. De wetsevaluatie is uitgevoerd door een multidisciplinaire onderzoekgroep van de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC/UvA, de afdeling Medische Ethiek van het Erasmus MC en Pro Facto.

Klik HIER om het rapport te downloaden.

Rekenkamercommissie De Fryske Marren: sportstimulering en -subsidiëring

Gemeente De Fryske Marren biedt financiële ondersteuning aan de reguliere sportbeoefening door het hanteren van niet-kostendekkende tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties. Uit dit rekenkameronderzoek blijkt dat deze bedragen omvangrijk zijn. De bedragen zijn in dit onderzoek inzichtelijk gemaakt. Klik HIER om het onderzoeksrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Dalfsen: handhaving en evenementen

Het gemeentebestuur van Dalfsen is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van verschillende regels. Gedacht kan worden aan voorschriften uit landelijke wetgeving en gemeentelijke verordeningen of voorschriften die zijn verbonden aan vergunningen. De toepassing van die regels en voorschriften en de handhaving daarvan dient voor een ieder in vergelijkbare situaties gelijk te zijn. Rechtsongelijkheid dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Gelet op het gelijkheidsbeginsel dienen gelijke gevallen gelijk en ongelijke gevallen ongelijk (naar de mate van ongelijkheid) te worden behandeld.

In de gemeente Dalfsen vinden jaarlijks een groot aantal evenementen plaats. Voor de organisatie van deze evenementen beschikt de gemeente over drie evenemententerreinen in Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen. Een vierde evenemententerrein in Oudleusen is in ontwikkeling en zal naar verwachting in 2017 in gebruik worden genomen. Daarnaast vinden in de gemeente op andere openbare terreinen, zoals het Kerkplein in Dalfsen, de Grote Markt in Nieuwleusen en het Kroonplein in Lemelerveld, veel (kleine) evenementen plaats.

Naar handhaving in het algemeen en die met betrekking tot evenementen in het bijzonder gaat Pro Facto in opdracht van de rekenkamercommissie Dalfsen onderzoek doen. De centrale onderzoeksvraag bestaat uit twee delen en luidt als volgt:

Wat is het toezichts- en handhavingsbeleid van de gemeente Dalfsen ten aanzien van de fysieke leefomgeving, de APV, de DHW en evenementen, welke prioriteiten worden gesteld en hoe wordt dit uitgevoerd?
Hoe verloopt het proces van vergunningverlening bij evenementen vanuit openbare orde en veiligheidsoogpunt, hoe wordt samengewerkt en hoe worden risico’s ingeschat en beheerst?

ZonMw: evaluatie van de Wet inzake de bloedvoorziening

De Wet inzake de bloedvoorziening (Wibv) heeft als doelstellingen het verzekeren van de kwaliteit, veiligheid en beschikbaarheid van bloed en bloedproducten. Uitgangspunt van de wet is nationale zelfvoorziening met vrijwillig om niet gegeven bloed. In opdracht van ZonMw hebben Pro Facto en de sectie Gezondheidsrecht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit deze wet geëvalueerd. Het onderzoek zag in algemene zin op de vraag of de huidige wet- en regelgeving toereikend is om de veiligheid en kwaliteit van de bloedtransfusieketen te kunnen garanderen. De wet is in het onderzoek beoordeeld als doelmatig en effectief. Er zijn een aantal specifieke thema’s onderzocht waar sinds het laatste evaluatieonderzoek (in 2008) in de uitvoeringspraktijk vragen over waren gerezen. Zo is de relatie tussen de Wibv en diverse aanpalende wetten waaronder de Geneesmiddelenwet en algemene zorgkwaliteitswetgeving in deze evaluatie geanalyseerd. Vragen over de reikwijdte van de Wibv zijn juridisch en empirisch onderzocht. Het onderzoek heeft enkele onwenselijke neveneffecten en kritische punten aan het licht gebracht waar acht aanbevelingen over zijn gedaan.

De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn weergegeven in deze infographic. Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Veendam: beleid en uitvoering van de Wmo 2015

Bijna twee jaren na de stelselwijziging in het sociaal domein heeft de rekenkamercommissie Veendam behoefte om de balans op te maken ten aanzien van het beleid en de uitvoering van de Wmo 2015. De resultaten van het uit te voeren onderzoek moeten (deels) kunnen worden gebruikt voor het ontrafelen van de complexe materie binnen het sociaal domein om de raad aan de hand daarvan beter in positie te brengen. Het rapport moet de raad uiteindelijk handvatten geven om de kaderstellende en controlerende rol goed uit te kunnen voeren.

Zon Mw: thematische wetsevaluaties geëvalueerd

In het kader van het programma Thematische wetsevaluaties heeft Zon Mw tot dusverre vier thematische wetsevaluaties uitgevoerd, te weten over Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging, Zelfbeschikking, Toezicht en Gedwongen zorg. In dit type evaluatie staat niet één wet maar het systeem van wettelijke regelingen rond een zorgthema centraal. Pro Facto heeft samen met het WODC de al verrichte thematische wetsevaluaties in samenhang geëvalueerd. Deze overstijgende juridisch-empirische benadering is binnen Nederland maar ook internationaal vernieuwend te noemen.

Uiteraard zijn er onderlinge verschillen tussen de vier Thematische Wetsevaluaties. Gemeenschappelijke kenmerken zijn:

  • In alle vier gevallen was sprake van een robuust totstandkomingsproces, mede toe te schrijven aan de vaste selectie- en begeleidingsprocedures van ZonMw.
  • Het ging om vier adequate evaluaties in termen van aanpak en rapportage; stroomlijning van de (vele) aanbevelingen is echter een aandachtspunt.
  • De bruikbaarheid van de Thematische Wetsevaluaties is bevorderd door valorisatie en verspreiding via secundaire publicaties en presentaties – relevant voor wetenschap en praktijk en ook zeker voor beleidsmakers.
  • Een stimulerende factor in het gebruik van Thematische Wetsevaluaties is de betrokkenheid van en interactie met de potentiële gebruikers, direct vanaf het begin. Voorwaarde voor het opnemen van thematische inzichten in wetgeving en beleid is wel, dat politiek en ambtelijke organisaties daar welwillend tegenover staan.

ZonMw kan de bruikbaarheid van de thematische wetsevaluaties (verder) bevorderen, door het evaluatieonderzoek een goed afgebakende focus mee te geven en door de trajecten goed te timen in relatie tot de (door)ontwikkeling van beleid en wetgeving.

De eindconclusie is dat het thematisch evalueren van wetgeving duidelijk meerwaarde heeft, maar ook valkuilen kent. Door wetgeving met elkaar in verband te brengen komen lacunes en tegenstrijdigheden eerder aan het licht. Bovendien kan dan de weg naar wetsystematische verbetering worden ingeslagen. Voor de ‘ontvangende’ departementen is daarvoor wel een voorwaarde dat ook daar meer thematisch en minder verkaveld wordt gedacht.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Delftse Rekenkamer: openbare orde en veiligheid bij evenementen

De laatste jaren zijn tijdens diverse evenementen ongelukken of andere calamiteiten gebeurd met grote gevolgen, zoals met de monstertruck in Haaksbergen, tijdens Pukkelpop in België, de Love Parade in Duisburg en Project X in Haren. De Delftse Rekenkamer wil meer inzicht in de wijze waarop de gemeente Delft bij evenementen risico’s in kaart brengt en samenwerkt en hoe uiteindelijk voorschriften worden gehandhaafd.

Het doel van het rekenkameronderzoek is duidelijkheid te verschaffen of het huidige openbare orde en veiligheidsbeleid en het handhavingsbeleid doeltreffend is om evenementen in Delft te kunnen organiseren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling een beleidsevaluatie te houden, maar in kaart te brengen hoe de vergunningverlening is geregeld, hoe risico’s in kaart worden gebracht en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan voor een toekomstbestendige aanpak.

WODC: evaluatie Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen

Sinds 1 april 2000 heeft Nederland als eerste Europese natie een Nationaal rapporteur op het gebied van mensenhandel. Met ingang van 1 januari 2012 zijn de taken van de Nationaal rapporteur uitgebreid met het onderwerp seksueel geweld tegen kinderen (inclusief de aanpak van kinderpornografie).

De Nationaal rapporteur heeft in de door het evaluatieonderzoek bestreken periode achttien onderzoeksrapporten gepubliceerd; negentien op het gebied van mensenhandel en zeven op het gebied van seksueel geweld tegen kinderen. Behalve rapporten publiceerden de Nationaal rapporteur en haar medewerkers ook artikelen over uiteenlopende aspecten van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. De Nationaal rapporteur houdt zich niet alleen bezig met onderzoeken, rapporteren en het doen van aanbevelingen. Voorlichten en adviseren ziet de Nationaal rapporteur eveneens als belangrijke activiteiten. Zij wil niet volstaan met het rapporteren van de resultaten van onderzoek maar verder gaan en verworven inzichten en aanbevelingen door middel van voorlichting en advisering actief onder de aandacht brengen van degenen die er in de praktijk wat mee kunnen doen. De huidige Nationaal rapporteur heeft vanaf haar benoeming in 2006 veel werk gemaakt van het opbouwen en uitbouwen van een uitgebreid (internationaal) netwerk.

De waardering van externen voor de taakuitvoering door de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen is groot. De rapporten en aanbevelingen worden gewaardeerd, de onafhankelijkheid en het gezag benadrukt en de aanpak en het bewustzijn van seksueel geweld tegen kinderen en mensenhandel worden dankzij de Nationaal rapporteur versterkt. In dit hoofdstuk zijn – desondanks – ook enkele door externe geuite kritiekpunten gerapporteerd. Een terugkerend punt van kritiek is wel dat de nuances volgens sommige geïnterviewden op onderdelen soms ontbreken in rapporten.

Klik HIER om de samenvatting van het rapport te downloaden en HIER voor het hele rapport.

 

Rekenkamercommissie Papendrecht: toezicht en handhaving

Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van veel verschillende regels. Gedacht kan worden aan gemeentelijke verordeningen, bestemmingsplannen en aan voorschriften die zijn verbonden aan vergunningen. Regels worden gesteld om bepaalde doelen te bereiken op bijvoorbeeld de gebieden leefbaarheid, veiligheid en gezondheid. Goede naleving is een – noodzakelijke, maar vaak nog niet voldoende – voorwaarde voor het bereiken van deze doelen.

Bevoegde bestuursorganen van gemeenten (bij toezicht en handhaving zijn dat de burgemeester en het college van B&W) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering, het toezicht op de naleving en de handhaving van circa 190 wetten en daarop gebaseerde regelingen. Deze zijn onder te verdelen in drie domeinen:
- fysiek leefomgeving (onder meer milieu, bouwen)
- openbare orde en veiligheid (onder meer verkeer, Drank- en Horecawet en APV)
- sociaal domein (zoals kinderopvang, leerplicht, sociale zekerheid, Wmo, Participatiewet, Jeugdwet)

Omdat het onmogelijk is alle regels op hetzelfde niveau te handhaven, moeten gemeenten keuzes maken: hoe houden we toezicht, wanneer doen we dat, wanneer gaan we over tot handhaving als een overtreding wordt geconstateerd en welke maatregel treffen we dan? Het is verstandig en op sommige beleidsterreinen zelfs voorgeschreven dat dergelijke zaken in plannen en beleid worden vastgelegd.

In opdracht van de rekenkamercommissie Papendrecht voeren we onderzoek uit naar toezicht en handhaving met de volgende centrale onderzoeksvraag:

Wat is het toezichts- en handhavingsbeleid van de gemeente Papendrecht, hoe wordt dit uitgevoerd en hoe vindt de sturing door de gemeenteraad plaats?

Op basis hiervan onderscheiden we drie onderzoeksthema’s:
1. Beleid
2. Uitvoering en organisatorische invulling
3. Sturing door de gemeenteraad

WODC: voorkomen stopformulieren etnisch profileren?

In Engeland en Wales en in de Spaanse gemeente Fuenlabrada worden bij het staande houden van burgers zogenoemde stopformulieren ingezet. Een stopformulier is een formulier waarin een politieagent een aantal gegevens, waaronder de afkomst van de staande gehouden burger, dient in te vullen. In Engeland en Wales wordt het formulier ingevuld wanneer het staandehouden gecombineerd wordt met fouillering (stop and search). In de Spaanse gemeente Fuenlabrada wordt het formulier ingevuld bij zowel fouillering als wanneer om identificatie wordt gevraagd.

In opdracht van het WODC heeft Pro Facto een literatuurstudie uitgevoerd naar het gebruik van stopformulieren in de twee bovengenoemde landen. In deze verkenning is gekeken in hoeverre dergelijke stopformulieren kunnen bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van etnisch profileren, met als doel om te kijken of deze maatregel ook bij de Nederlandse politie ingevoerd kan worden. Een belangrijke conclusie van dit verkennende onderzoek is dat het gebruik van stopformulieren (of meer algemeen het registreren van etniciteit bij staandehoudingen) als centraal onderdeel van een pakket van maatregelen een bijdrage kan leveren aan het bestrijden van etnisch profileren. Het gebruik van stopformulieren is in de onderzochte jurisdicties steeds ingevoerd als onderdeel van een geheel aan onderling samenhangende maatregelen. Een onmisbare voorwaarde voor effectieve toepassing van het stopformulier is een professionele houding gericht op het voortdurend verbeteren van de eigen vaardigheden, ook als het gaat om de invulling van de discretionaire ruimte bij proactief optreden. Uiteindelijk gaat het om de politieagent op straat; die moet de beslissing nemen om al dan niet op te treden.

Klik hier om het onderzoeksrapport te downloaden.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken