Gegevensbescherming

Douane: effectgericht sturen bij toezicht op liquide middelen en meldrecht

Grensoverschrijdend transport van contant geld en andere liquide middelen kan worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten en financiering van terrorisme. De Europese Unie heeft ­— in het kader van een breder pakket aan maatregelen ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering — een controlesysteem opgezet voor liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten. Dit controlesysteem houdt kort gezegd in dat de afzender, vervoerder of ontvanger van liquide middelen ter waarde van ten minste € 10.000 verplicht is deze aan te geven. In Nederland geldt deze aangifteverplichting (aangeduid als meldrecht) en de controlebevoegdheden ook voor de overschrijding van Europese binnengrenzen en niet-grensoverschrijdend vervoer, voor andere waardevolle goederen zoals edelstenen en kunstwerken.

De Douane, die belast is met het toezicht op liquide middelen en het meldrecht, wil meer effectgericht sturen. Dan gaat het erom dat de maatschappelijke effecten van de douane-inzet in beeld worden gebracht en wat indicatoren daarvoor kunnen zijn. Pro Facto gaat in samenwerking met Femke de Vries onderzoek doen naar de mogelijkheden om effectgericht te sturen op het gebied van het toezicht op liquide middelen en het meldrecht. Het doel hiervan is het verbeteren van de verantwoording door de Douane en de sturing door het ministerie van Financiën. 

Rekenkamer 's Hertogenbosch: toezicht en handhaving bij milieubelastende activiteiten

Pro Facto voert voor de Rekenkamer ’s-Hertogenbosch een onderzoek uit naar toezicht en handhaving bij milieubelastende activiteiten. De afgelopen jaren kreeg dit onderwerp de nodige politieke en maatschappelijke aandacht in ’s-Hertogenbosch en ook landelijk zijn er regelmatig politieke en maatschappelijke discussies, in het bijzonder met betrekking tot het stellen van prioriteiten. De gemeente werkt ten aanzien van toezicht en handhaving op dit terrein onder meer samen met de Omgevingsdienst, Veiligheidsregio, waterschappen, provincie en andere gemeenten.

Het onderzoek heeft betrekking op de meest risicovolle (grote) bedrijven en op die taken en verantwoordelijkheden waar de gemeente ’s-Hertogenbosch het bevoegd gezag is. In het onderzoek kunnen ook kleinere activiteiten worden betrokken die in de woon- en werkomgeving overlast geven of schade toebrengen. Naast het in kaart brengen van het huidige beleid gaan we door middel van verdiepende gesprekken en het uitvoeren van een drietal casestudies nader in op de praktijk van toezicht en handhaving en de samenwerking met andere organisaties.

Het rekenkameronderzoek dient inzichtelijk te maken in hoeverre toezicht en handhaving doeltreffend worden uitgevoerd. Ook moet het onderzoek duidelijkheid geven over de wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd en zijn controlerende taak uitvoert.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door Christine Veen en Mark Beukers, in samenwerking met John Smits van Arena Consulting.

Rekenkamer Het Hogeland: effecten van gemeentelijke herindeling

Op 1 januari 2019 is de gemeente Het Hogeland ontstaan uit een fusie van de gemeenten Bedum, Eemsmond, De Marne en (een groot deel van) Winsum. Deze herindeling was onderdeel van een grotere operatie in de provincie Groningen om de toen 25 gemeenten opnieuw in te delen zodat er uiteindelijk vijf of zes zouden overblijven. Een belangrijk argument hierbij was dat de relatief kleine gemeenten van de provincie onvoldoende bestuurskracht zou hebben om op langere termijn goed te kunnen (blijven) functioneren.

Voor de rekenkamer van de gemeente Het Hogeland gaat Pro Facto onderzoeken hoe de organisatie van nu functioneert. We gaan kijken of de ambities op het gebied van bestuurskracht zijn gehaald en hoe de gemeentelijke organisatie en het bestuur ervan nu functioneren, zowel intern als in de rol van samenwerkingspartner en dienstverlener. Specifiek onderzoeken we of de grotere schaal het gunstige effect op de effectiviteit van de organisatie heeft dat vooraf was bedacht.

Rekenkamer Tiel: inwonerparticiatie

Inwonerparticipatie is een onderwerp wat terecht veel aandacht krijgt op de bestuurlijke agenda's. Een overheid dient goed te luisteren naar burgers en geen beleid te maken over de hoofden van burgers heen of zonder te kijken naar uitvoeringsgevolgen van beleid. ​Dit heeft gevolgen voor de klassieke rolverdeling in het werken door een overheid, zowel extern (verhouding tot burgers en partijen) als intern (bijvoorbeeld de rol van de raad). Algemeen is er behoefte aan meer helderheid voor alle betrokkenen: wat willen we met inwonerparticipatie, hoe geven we er vorm aan en wanneer passen we die toe?

Na interessante rekenkameronderzoeken in de gemeentes Staphorst, Midden-Drenthe en Meppel gaat Pro Facto dit onderwerp nu voor de rekenkamer van de gemeente Tiel onder de loep nemen. We gaan zowel in de breedte in kaart brengen hoe participatie is ingezet, als in de diepte onderzoeken hoe dit wordt ervaren door bestuur en medewerkers van de gemeente en natuurlijk door de inwoners zelf. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Bieuwe Geertsema en Christian Boxum.

Ministerie van OCW en VWS: meldcode bij schadelijke praktijken

De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt door professionals gebruikt om eerder en beter te kunnen handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. De meldcode geldt voor een groot aantal sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie. Het instrument introduceert verschillende stappen die de professional helpen bij het handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Eén van die stappen is overleggen met een collega of indien nodig met Veilig Thuis.

De ministeries van VWS en OCW hebben Pro Facto gevraagd om te onderzoeken of in deze stap een verplichting kan worden opgenomen om te overleggen met een deskundige als sprake is van een schadelijke praktijk. Onder schadelijke praktijken verstaan we het onderdrukken van en geweld tegen kinderen en vrouwen die voortkomen uit traditie, cultuur, religie of bijgeloof. Het gaat onder andere om eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en vrouwenbesnijdenis.

In het onderzoek gaan we kijken in hoeverre de adviesplicht praktisch kan worden ingericht voor zorg- en onderwijsprofessionals, hoe uitvoerbaar de adviesplicht is en wat de randvoorwaarden, verwachte (neven)effecten en risico’s zijn. Onderdeel van de vraag naar de uitvoerbaarheid van de adviesplicht is in hoeverre voor professionals de afbakening te maken is of sprake is van schadelijke praktijken als onderdeel van huiselijk geweld (smalle scope) of dat de adviesplicht voor huiselijk geweld en kindermishandeling in brede zin zou (brede scope) moeten gelden omdat dat onderscheid niet te maken is.

In het onderzoek gaan we in gesprek met organisaties die zicht hebben op de problematiek van schadelijke praktijken en met organisaties die momenteel al advies geven. Daarnaast gaan we in gesprek met enkele professionals per beroepsgroep om de gevolgen van een adviesplicht in kaart te brengen. Het onderzoek strekt zich uit tot de sectoren zorg en onderwijs.

Rekenkamer Borger-Odoorn: doorwerking van aanbevelingen

In 2020 deed Pro Facto in opdracht van de toenmalige rekenkamercommissie van de gemeente Borger-Odoorn onderzoek naar de aanpak van ondermijning en de weerbaarheid van de ambtelijke organisatie en de gemeenteraad. Begin 2024 heeft de rekenkamer ons gevraagd onderzoek te doen naar de mate waarin de aanbevelingen zijn opgevolgd en wat daarvan terecht is gekomen in de praktijk. In dit doorwerkingsonderzoek kijken we welke stappen de gemeente heeft gezet op weg naar een meer weerbare organisatie, hoe aan het bewustzijn voor ondermijningsrisico’s is gewerkt en hoe het onderwerp in de organisatie is geborgd.

Pro Facto heeft in de periode 2021 – 2023 zo’n 25 weerbaarheidsscans uitgevoerd, vergelijkbaar met het rekenkameronderzoek voor de gemeente Borger-Odoorn. Dit is het eerste doorwerkingsonderzoek waarbij we kijken in hoeverre er opvolging is gegeven aan de aanbevelingen.

WODC: internationale verkenning online informatieverzameling door politie bij handhaving openbare orde

Criminaliteit speelt zich steeds meer af in de online wereld. Oproepen tot geweld of het verstoren van de openbare orde worden steeds vaker gedeeld en aangejaagd op sociale media. Om de openbare orde te kunnen handhaven heeft de politie informatie nodig die veelal alleen online te vinden is. Een wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt en kan alleen gevonden worden in de meer algemene bepaling van artikel 3 van de Politiewet. Dit artikel biedt maar heel beperkte mogelijkheden voor de politie om online naar informatie te zoeken.

Er wordt nieuwe wetgeving voorbereid die de politie ruimere bevoegdheden moet geven om online naar informatie te zoeken bij het handhaven van de openbare orde. Bij de voorbereiding van zo’n nieuwe regeling wil de minister laten onderzoeken hoe in andere Europese landen de wetgeving voor online onderzoek door de politie eruit ziet. Wij voeren dit onderzoek in opdracht van het WODC uit in samenwerking met Michel Vols (hoogleraar openbare-orderecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en met Thijs Drouen van Hooghiemstra en partners.

Samen met Thijs voerden wij al verschillende onderzoeken uit op het snijvlak van openbare ordehandhaving en privacywetgeving. Zo stelden wij in 2023 namens het ministerie van BZK en de VNG een handreiking op voor gemeenten waarin we de praktische en juridische (on)mogelijkheden van online onderzoek bij het handhaven van de openbare orde door de burgemeester uiteenzetten.

WODC: evaluatie Wet biometrie in de vreemdelingenketen

De Wet biometrie in de vreemdelingenketen (Wbvk) regelt het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnames bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Die wet is volgens ketenpartners in de migratieketen van groot belang bij de uitvoering van hun werk, maar het blijkt niet goed mogelijk om dit belang met cijfers te onderbouwen. Daarmee wordt niet voldaan aan de eis van de Raad van State om nut en noodzaak van de wet op basis van een kwantitatieve analyse aan te tonen. Het is een politieke afweging of de positieve verklaringen van ketenpartners voldoende zijn om de Wbvk te verlengen.

Dat is de conclusie van de derde evaluatie van de Wbvk die door Pro Facto en Viola Bex van de Universiteit Utrecht is uitgevoerd. Net als bij de vorige twee evaluaties hebben we onderzocht wat nut, noodzaak en effectiviteit van de Wbvk zijn. Vooral uit interviews met ketenpartners in de migratieketen blijft het beeld overeind dat gebruik van biometrische gegevens over de volle breedte van de migratieketen (en daarmee ook de Wbvk) van groot belang is. Zonder biometrie daalt de betrouwbaarheid van gegevens en de doelmatigheid van processen. Het is echter onmogelijk om deze verklaringen van ketenpartners met cijfers te staven. Er is namelijk niet gemeten hoe de situatie vóór de inwerkingtreding van de Wbvk (in 2014) was. Ook kan effectiviteit van de Wbvk niet worden gemeten vanwege zogenaamde ‘dark number-problematiek’: het aantal daadwerkelijk gepleegde gevallen van identiteitsfraude is niet bekend. Of de Wbvk bijdraagt aan het tegengaan daarvan, kan dus niet worden vastgesteld.

Het rapport is hier beschikbaar. Daarnaast is er een factsheet met de belangrijkste uitkomsten.

WODC: evaluatie Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding

De Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) is sinds de inwerkingtreding op 1 maart 2017 slechts beperkt toegepast. Er zijn 13 maatregelen opgelegd aan in totaal 9 personen.  Bepaalde delen van de wet zijn helemaal niet toegepast. In de praktijk kiest men vaker voor andere maatregelen, die geschikter zijn en eenvoudiger op te leggen. Bovendien kan niet worden vastgesteld of de wet bijdraagt aan het voorkomen van terroristische activiteiten. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de Twbmt niet noodzakelijk is voor de bestrijding van terroristische activiteiten. Dat blijkt uit het rapport Nood zoekt wet, een evaluatie door Pro Facto in samenwerking met de universiteiten van Utrecht en Groningen in opdracht van het WODC.

Over de Twbmt

De Twbmt is bedoeld als instrument om de nationale veiligheid te beschermen tegen de dreiging van terrorisme. De wet bestaat uit bestuurlijke maatregelen die kunnen worden ingezet in situaties waarin het strafrecht (nog) geen mogelijkheid tot ingrijpen biedt. Het gaat enerzijds om vrijheidsbeperkende maatregelen die aan personen kunnen worden opgelegd, namelijk een meldplicht, gebiedsverbod, uitreisverbod en contactverbod.  Daarnaast bevat de wet ook een mogelijkheid om een aanvraag voor een subsidie, vergunning, ontheffing of erkenning af te wijzen of een beschikking in te trekken. In de evaluatie is gekeken naar de noodzaak, effecten en proportionaliteit van de Twbmt en hoe deze wet zich verhoudt tot het strafrecht.

Twbmt nauwelijks toegepast

In de onderzoeksperiode van 1 maart 2017 tot en met juni 2024 is aan acht van de negen personen een meldplicht opgelegd. Twee personen kregen een gebiedsverbod opgelegd en twee personen een uitreisverbod. Het contactverbod is aan één persoon opgelegd. De maatregel voor het afwijzen van aanvragen/intrekken van beschikkingen is niet opgelegd. Andere instrumenten worden veel vaker ingezet en als alternatief voor de Twbmt gezien, zoals preventieve zorg-gerelateerde interventies en maatregelen op grond van het straf- of bestuursrecht.

Beleidsintenties en de uitvoeringsrealiteit

De huidige toepassing van Twbmt-maatregelen brengt een aantal praktische uitdagingen en inconsequenties aan het licht. Zo wordt de meldplicht vaak als ineffectief gezien en zijn er praktische problemen bij het handhaven van de verschillende verboden. Ook zijn er aanwijzingen van negatieve effecten en/of averechtse effecten als een Twbmt-maatregel is opgelegd, zoals stigmatisering en polarisatie.

Geen grote behoefte aan Twbmt

De onderzoekers hebben gesproken met professionals van onder andere gemeenten, politie of Zorg- en Veiligheidshuizen. Geen van de geïnterviewden gaf aan grote behoefte te hebben aan de wet. Sommigen gaven aan dat het nuttig is om de wet ‘in de gereedschapskist’ te hebben voor ‘in het geval dat’. Maar het onderzoek heeft geen informatie opgeleverd waaruit is af te leiden dat er terroristische activiteiten zijn ontplooid die met toepassing van de Twbmt hadden kunnen worden voorkomen.

Onvoldoende onderbouwing voor inzet Twbmt

Uit het onderzoek blijkt ook dat in de concrete toepassing de maatregelen van de Twbmt vragen oproepen met betrekking tot de noodzaak. In meerdere gevallen heeft de rechter geoordeeld dat er onvoldoende onderbouwing was voor de maatregel. Ook werd de Twbmt vaak ingezet na een afgeronde strafzaak, waardoor een preventieve Twbmt-maatregel als punitief kan worden ervaren.

Om te lezen en te downloaden:

Het eindrapport 

De samenvatting

De belangrijkste conclusies in een infographic

 

 

Rechtbank Noord-Nederland: rechterlijke afdoening van aardbevingszaken

Groningers met aardbevingsschade kunnen zich tegenwoordig wenden tot het Instituut Mijnbouwschade. Dit is het zelfstandig bestuursorgaan dat op grond van de Tijdelijke wet Groningen belast is met de besluitvorming over schademeldingen. Het gaat om grote aantallen: er zijn meer dan 120.000 schades gemeld; enkele miljarden zijn gemoeid met schadeherstel en de besluitvorming daarover. De schade wordt niet altijd naar tevredenheid van inwoners afgehandeld. Als gedupeerden niet tevreden zijn met de uitkomst van de schadeafhandeling door het Instituut kunnen zij beroep instellen bij de Aardbevingskamer van de rechtbank Noord-Nederland die deze zaken met voorrang behandelt.

De rechtbank Noord-Nederland heeft Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de rechtbank deze procedure heeft ingericht, hoe beroepszaken worden afgehandeld en hoe rechtszoekenden en rechters deze procedure ervaren. Ook kijken we of er mogelijke alternatieve procedures denkbaar zijn waarmee de doelstelling van ‘maatschappelijk effectieve rechtspraak’ (nog) beter gediend kan worden.

Het onderzoek loopt van september 2023 tot voorjaar 2024.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken