Gegevensbescherming

Rekenkamercommissie Coevorden: termijnoverschrijdingen bij bezwaarschriften

Het verbeteren van de dienstverlening staat bij gemeenten hoog op de agenda. Bij de kwaliteit van overheidsdienstverlening gaat het enerzijds om de kwaliteit van besluiten en producten en anderzijds om de wijze waarop de diensten worden verleend. Bij de kwaliteit van dienstverlening is tijdigheid van groot belang. Mensen moeten weten waar ze aan toe zijn en niet te lang hoeven wachten op een besluit van de gemeente.

Als stok achter de deur voor een tijdige besluitvorming is op 1 oktober 2009 de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Als niet tijdig op een aanvraag of bezwaarschrift wordt beslist, verbeurt de gemeente onder voorwaarden een dwangsom die kan oplopen tot € 1.260.

In het onderzoek voor de rekenkamercommissie Coevorden is de volgende centrale onderzoeksvraag beantwoord:

In hoeverre overschrijdt de gemeente Coevorden de termijnen voor behandeling van bezwaarschriften en wat zijn de oorzaken daarvoor?

 

Regellichte zone in Oost-Groningen

In de Kabinetsnota In actie voor ondernemers (2003) is aangegeven dat de mogelijkheid overwogen wordt een in een bepaalde regio een regellichte zone in te stellen. Een regellichte zone kan omschreven worden als "een geografisch gebied en/of specifieke doelgroep [...] waarbinnen de bestaande wet- en regelgeving die significante negatieve invloed heeft op ondernemerschap niet of in minder stringente vorm van kracht is".

De Kamers van Koophandel Groningen en Drenthe, de stuurgroep 'Agenda voor de Veenkoloniën' en de Streekraad Oost-Groningen willen de mogelijkheid tot vermindering en differentiatie van regeldruk benutten om het ondernemersklimaat in Oost-Groningen en de Veenkoloniën te versterken. Daarvoor is onderzocht hoe het concept van een 'regellichte zone' in de Veenkoloniën en Oost-Groningen toegepast zou kunnen worden.

De onderzoeksvraag van het onderzoek luidde als volgt:

Welke (lokale of landelijke) overheidsregels die een negatieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat in de Veenkoloniën en Oost-Gro­nin­gen, lenen zich ervoor in een pilot in deze regio niet of minder van toepassing te worden verklaard voor ondernemers en hoe kan dit in een pilot 'regellichte zone' worden geïmplementeerd?

In dit rapport zijn concrete voorstellen gedaan om bepaalde regels die zich er naar ons oordeel bij uitstek voor lenen in een regellichte zone niet of verminderd toe te passen. Daarbij hebben we gekeken naar regels met een zekere onderlinge samenhang, die, als ze buiten beschouwing blijven, naar verwachting daadwerkelijk een positieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat.

Klik hier om het rapport te downloaden.

Ministerie van EZ: Op een goudschaaltje gewogen; het toezicht op de Waarborgwet 1986 geëvalueerd

Sinds de herziening van 2002 bevat de Waarborgwet 1986 de volgende bepaling:  

Art. 52d Waarborgwet

Onze Minister van Economische Zaken zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de wet van 4 oktober 2001 (Stb. 514) tot wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

De in artikel 52 aangewezen rechtspersoon is Verispect BV te Delft. Pro Facto heeft de betreffende evaluatie uitgevoerd. In het onderzoek wordt een beeld geschetst van de praktijk van het toezicht op de naleving van de Waarborgwet. In het bijzonder wordt gekeken naar factoren die de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht belemmeren dan wel bevorderen.

Gemeente Noordoostpolder: doelmatigheid van de juridische toetsing van beschikkingen

In het kader van een 213a-onderzoek wordt onderzocht in hoeverre de juridische toetsing van beschikkingen in een bepaalde gemeente doelmatig plaatsvindt. Doel van het onderzoek is het geven van inzicht in de wijze waarop de juridische toetsing van beschikkingen momenteel plaatsvindt binnen de verschillende organisatieonderdelen, of dit voldoende geborgd is in de decentrale werkprocessen en in hoeverre er een relatie is tussen de verschillende toetsingswijzen en het aantal bezwaren.

WODC: rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Plegers van huiselijk geweld die een huisverbod opgelegd krijgen, moeten beter hun verhaal kunnen doen, zo blijkt uit onderzoek van Pro Facto. Sinds begin vorig jaar kan de burgemeester een huisverbod van tien dagen opleggen. Deze kan hij verlengen tot hoogstens vier weken. De beslissing om een huisverbod te verlengen dient met de nodige zorgvuldigheidseisen te worden omkleed. Aandacht voor het verhaal van de uithuisgeplaatste is hier één van.

De burgemeester beslist over oplegging en verlenging van een huisverbod als iemand zich heeft misdragen tegenover partner of kinderen. Zij baseren hun besluit veelal volledig op dossiers die zijn opgebouwd door hulpverleners. Juridisch zorgvuldig handelen kan volgens sommige hulpverleners een probleemgerichte aanpak in de weg te staan. Desalniettemin moeten overheidsbesluiten voldoen aan wettelijke waarborgen. Zorgvuldig handelen van hulpverleners en het goed toepassen van hoor en wederhoor zijn van essentieel belang.

Pro Facto heeft ook onderzocht of de beslissing over verlenging van een huisverbod niet beter kan worden overgelaten aan de rechter, maar daar zitten te veel haken en ogen aan. Niet alleen zou dit de rechters en andere betrokkenen te veel belasten, het zou ook te veel tijd gaan kosten.

Toezicht en handhaving Monumentenwet

Op dit moment bevat de Monumentenwet 1988 (Mw 1988) bepalingen over de bescherming van monumenten en over het toezicht en de handhaving van die bepalingen. Per 1 oktober 2010 vindt de bescherming van gebouwde monumenten plaats op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op dit moment is de Erfgoedinspectie verantwoordelijk voor het toezicht en de Minister van OCW, via de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, voor de handhaving van de bepalingen betreffende de bescherming van monumenten. De Rijksdienst staat zelf ook onder toezicht van de Erfgoedinspectie waar het opgravingen van de dienst betreft. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor eerstelijns toezicht en handhaving van de gebouwde monumentenzorg. De Erfgoedinspectie is verantwoordelijk voor het tweedelijns toezicht op gemeenten.

Het onderzoek, dat uitgevoerd wordt in samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft als doelstelling te achterhalen hoe de strafrechtelijke vervolging van overtreding van bepalingen over de bescherming van monumenten tot nu toe gestalte heeft gekregen. Daarnaast dient het onderzoek inzicht te verschaffen in de bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden.

Ministerie van LNV: de bestuurlijke structuur van Nationale Parken

Het stelsel van Nationale Parken in Nederland ontstond gedurende de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Vanaf de oprichting is hard gewerkt aan Beheer- en Inrichtingsplannen en aan het 'op de rails krijgen' van de Overlegorganen onder voorzitterschap van door de minister van LNV benoemde voorzitters. Nadat die werkzaamheden met succes zijn afgerond rond de eeuwwisseling wordt begin deze eeuw nagedacht over de inrichting van de organisatie en de besluitvormingsstructuur van de Nationale Parken.

In samenwerking met de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen heeft Pro Facto onderzoek gedaan naar de huidige besluitvormingsstructuur en organisatie van de Nationale Parken. Door gesprekken met vele betrokkenen binnen de Nationale Parken, experts en bestuurders hebben de onderzoekers zich een beeld kunnen vormen van het huidige functioneren van de Nationale Parken.


De argumentatie gewogen

In dit onderzoeksrapport stond de in Zuidoost-Brabant destijds actuele discussie over gemeentelijke herindeling centraal. Deze discussie is niet van vandaag of gisteren. Het eind 1998 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant met de betrokken gemeenten gevoerde 'open overleg' in het kader van de Wet arhi vormt ook niet de eerste aanzet voor de ontwikkeling van voorstellen voor wijziging van de bestuurlijke organisatie in het gebied. Ook in 1991, 1994 en1996 is met (een aantal van) de betrokken gemeentebesturen bijvoorbeeld een der-gelijk bestuurlijk overleg gevoerd.

In deze studie wordt de vraag beantwoord of grootschalige gemeentelijke herindeling inderdaad de panacee is voor Zuidoost-Brabant. Daarbij worden de door gemeenten, provincie en rijk onder woorden gebrachte argumenten beoordeeld. Die beoordeling vindt plaats tegen de achtergrond van het recent door het kabinet-Kok II – mede op basis van het regeerakkoord – ontwikkelde herindelingsbeleid. Ook het besluitvormingskader zoals de provincie Noord-Brabant dat heeft ontwikkeld, wordt als maatstaf gehanteerd. De beoordeling van de argumenten tegen de achtergrond van de door rijk en provincie ontwikkelde criteria vindt uiteindelijk plaats tegen de achtergrond van feitelijke gegevens, zoals die in de veelheid aan beschikbare onderzoeksrapporten, ruimtelijke plannen en verkenningen kunnen worden aangetroffen.

Uitbesteding forensisch onderzoek

Ons bureau verricht in opdracht van het WODC (ministerie van Justitie) onderzoek naar de uitbesteding van forensisch onderzoek aan particuliere instituten. In het kader van een experiment heeft de ministerie van Justitie € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld om forensisch onderzoek door particuliere instituten te laten uitvoeren. Het experiment (pilot) gaat van start op 1 januari 2010 en wordt beëindigd op 31 december 2011. In het experiment krijgen politie en Openbaar Ministerie financiële middelen om – buiten het NFI om – opdrachten te verlenen aan particuliere en universitaire onder-zoeksinstituten. Dat geld kan worden besteed aan onderzoeken wanneer wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria: (extra) snelheid is gewenst, er is een gebrek aan capaciteit bij het NFI, het gaat om de uitvoering van een contra-expertise en de vraag heeft betrekking op een specialistisch terrein. Het totale budget voor het experiment is € 3,5 miljoen, te verdelen over twee jaren ( 2010 en 2011). Er is per jaar € 1,7 miljoen beschikbaar voor de feitelijke uitvoering van forensisch onderzoek.

Een experiment heeft alleen zin als de resultaten objectief kunnen worden vastgesteld door het uitvoeren van een begeleidend empirisch onderzoek. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door Pro Facto.

Openbaar Ministerie: beschrijving omgeving en zaakstroom OM fraude, economie en milieu

In opdracht van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie heeftPro Facto een onderzoek uitgevoerd naar de handhavingsomgeving, de zaakstroom en de benodigde expertise voor het Openbaar Ministerie op het terrein van fraude, economie en milieu. Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de wijze waarop het Openbaar Ministerie op deze taakvelden in de toekomst zou kunnen worden georganiseerd. Bijzonder punt van aandacht hierbij was de taakverdeling tussen het Functioneel Parket en de regioparketten. Het rapport is bestemd voor intern gebruik bij het Parket-Generaal.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken